Het Fort bij Vechten

De Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), waarvan de aanleg in 1816 begon, heeft tot in mei 1940 dienstgedaan. In de lange periode van haar actieve bestaan is zij geregeld verbeterd en uitgebreid. Bij elkaar kon een strook met een lengte van

85 kilometer en enkele kilometers breed worden geïnundeerd, ‘onder water gezet’. De linie moest het westen van het land beschermen tegen een aanval vanuit het oosten. Het belangrijkste onderdeel vormde de keten van onder water te zetten terreinen die de vijandelijke opmars moesten tegenhouden. Op de plaatsen die, na inundatie boven het water zouden uitsteken lagen forten en vestingen. Deze soort van versterkingen lag ook op de punten waar de grote rivieren de linie kruisten. De waterlinie – die bij Muiden begon en bij de Biesbosch eindigde – liep oostwaarts langs de stad Utrecht. Hier werd in de jaren 1816-1824 een gordel van forten gebouwd, die de vijandelijke artillerie op veilige afstand van de stad moesten houden. Omdat rond het midden van de negentiende eeuw de dracht van het geschut toenam werd in de jaren 1867-1870 een tweede fortengordel, meer naar het oosten aangelegd die later nog met andere werken werd uitgebreid.

De NHW maakte in de periode 1914-1918 deel uit van de landsverdediging. De forten en stellingen waren bezet met tienduizenden militairen van de Landweerinfanterie en de Vestingartillerie.

Een aantal van de hoger gelegen delen en zogenaamde accessen, gevormd door spoor- en rivierdijken werden tijdens de Eerste Wereldoorlog extra versterkt. De meest noordelijke is de tussen 1915 en 1918 aangelegde infanteriestelling de Franse Kamp bij Bussum, bedoeld als bescherming van de vesting Naarden. Daar zijn nu nog groepsschuilplaatsen te zien. De meeste van de versterkingen echter zijn aangebracht rond de stad Utrecht. Infanteriestellingen die bestonden uit loopgraafstelsels met prikkeldraadversperringen en, ter bescherming van de infanterie, betonnen groepschuilplaatsen. Van die groepschuilplaatsen zijn er alleen al ten zuidoosten van Utrecht, in het gebied rond Lunetten niet minder dan 147 stuks aangelegd. De infanteriestellingen verbonden verschillende forten en stellingen tot wat werd genoemd de Hoofdweerstandstrook. Anno 2008 loopt er een wandelpad tussen fort Rhijnauwen en fort Vechten, dwars door weilanden langs tientallen betonnen groepschuilpaatsen. De infanterieverdediging vond plaats voor, tussen en achter de forten vanuit de loopgraven en hindernissen. De groepschuilplaatsen boden de infanterie bescherming tijdens een vijandelijke artillerieaanval. De artillerie was gedeeltelijk opgenomen in de infanteriestellingen en het zwaardere geschut stond verder naar achteren geplaatst. Bij het Lek-acces, met de forten Everdingen ten zuiden en Honswijk ten noorden van de rivier, werden ook talloze bunkers in infanteriestellingen gebouwd. Op het terrein van fort Honswijk, dat helaas niet toegankelijk is, staat een in 1915 opgericht monumentje voor de toen aldaar gemobiliseerden. Een bijzondere plek is het Werk aan de Groeneweg, een infanteriestelling vijfhonderd meter ten oosten van fort Honswijk en aangelegd dwars op de Lekdijk. Dit werk bestaat uit aarden wallen met daarin loopgraven en grachten daartussen. In de aarden wallen zijn groepsschuilplaatsen aangelegd. Heden ten dage is het een boomgaard en gedeeltelijk overgroeid, maar alle elementen van de stelling zijn nog duidelijk herkenbaar, ook de loopgraven. Nog in de mobilisatie van 1939 is de stelling in gereedheid gebracht en zijn er groepsschuilplaatsen bijgebouwd. Deze zijn, door hun afwijkende vorm, duidelijk te onderscheiden van de oudere uit 1914-1918. Ook aan de andere kant van de rivier, bij Everdingen, is tijdens de Eerste Wereldoorlog een dergelijke stelling aangelegd.

Het Fort bij Rijnauwen

Verderop in de linie, bij fort Asperen, zijn enkele restanten uit de periode 1914-1918 te zien, onder meer een wachthuisje en een vroege, betonnen schuilplaats uit 1914. In totaal zijn er circa 40 forten van de NHW over. Inundaties hebben tijdens de periode 1914-1918 niet daadwerkelijk plaatsgevonden. Wel was de inundatie zover voorbereid dat binnen ongeveer een week het hele gebied onder water gezet zou kunnen worden. Bij dit zogenaamde voorbereidingspeil hield men de waterstand in een aantal waterwegen kunstmatig hoger dan normaal nodig was. Toen het gevaar van een Duitse aanval was geweken werd de waterstand weer genormaliseerd. Tijdens de mobilisatie is nog wel enkele malen het voorbereidingspeil ingesteld. Op papier was, in 1918, de sterkte van de NHW maximaal 36.000 man, waarvan 25.000 man infanterie, een aantal dat in de praktijk door verlofregelingen niet gehaald zal zijn.

De NHW telt 73 verschillende onderdelen, waaronder circa 40 forten.
Tastbare herinneringen aan de periode 1914-1918 zijn, van noord naar zuid, op de volgende plaatsen te zien:

  • Franse Kamp in Bussum, onderdeel van de vesting Naarden: Infanteriestelling met betonnen groepsschuilplaatsen
  • Fort op de Ruigenhoekse dijk, Maartensdijk: betonnen schuilplaatsen, mitrailleurposten
  • De Werken bij Griftestein, Utrecht: infanteriestelling met betonnen groepschuilplaatsen
  • Fort bij Rijnauwen, Bunnik: betonnen groepsschuilplaatsen
  • Fort Vechten, Bunnik: betonnen groepsschuilplaatsen
  • Fort Honswijk: monument voor gemobiliseerden
  • Nabij fort Honswijk, gemeente Schalkwijk: het Werk aan de Groeneweg: Infanteriestelling met betonnen groepsschuilplaatsen
  • Nabij Fort Everdingen, in de uiterwaarden en de Culemborgse polder, ten oosten van de Diefdijk: Infanteriestelling met betonnen groepsschuilplaatsen.
  • Fort Asperen, gelegen aan de Noorder Lingedijk: scherfvrij wachthuis uit de Eerste Wereldoorlog en scherfvrije uitkijkposten.

Nieuwe Hollandse Waterlinie

BRON

  • Koen, D.T., Utrecht verdedigd: fortificatie en mobilisatie 1914-1940. Utrecht 1990
  • Will, C., Sterk Water: de Hollandse Waterlinie. Utrecht 2007.
  • www.hollandsewaterlinie.nl

BRON TEKST

De tekst is afkomstig uit de publicatie Tastbare herinneringen 1914-1918. Uitgave: Western Front Association Nederland , 2008 Samenstellers: Marius van Leeuwen, Alfred Staarman.

Foto's: Marius van Leeuwen

Zie ook